Ze had op kamer 408 gewoond, en via verslonsde trappen en gangen kwam ik op de vierde verdieping, waar in een gemeenschappelijke keuken drie personen aan de thee zaten, twee vrouwelijke en een mannelijke student. […] ‘Ik ben de oom van Leo, ik kwam toevallig door Heidelberg en weet dat dit studentenhuis haar adres is. Kunt u…’ ‘Ach, wat lief, ouwe oom bezoekt zijn nichtje. Moet je dat zien, Andrea!’