Complementair Onderwijs

Complementair Onderwijs

Komende vrijdag geef ik een gastcollege in de professionele master van CNA (Centrum voor Nascholing). Veel van deze Master-studenten werken als docent bij een onderwijsinstelling (VO, MBO, HBO). Ter voorbereiding heb ik de studenten gevraagd een artikel van Johannes Visser te lezen (De Correspondent) en een Tegenlicht documentaire te bekijken. Het college wil ik starten met een dialoog over de economisering van het onderwijs. Is het onderwijs inderdaad een lopende band geworden? Wordt elk risico gemeden? Ik zal ook mijn eigen stellingname inbrengen, namelijk dat het reguliere onderwijs is zoals het is, een efficiënte diplomafabriek. En dat hiervoor een prijs is betaald: het verdwijnen van de vorming, met name de karaktervorming.

Lees bijvoorbeeld het manifest van prof. Liessman, Geisterstunde: Die Praxis der Unbildung. Eine Streitschrift. Het is een grote tirade tegen het competentiegerichte denken, het loslaten van vakken en de invloed van bildungswissenschaftler. Ik voel me persoonlijk aangesproken want ben zelf onderwijskundige. Op de Oostenrijkse TV ging Liesmann in gesprek met Andreas Salcher een succesvolle schoolleider uit Wenen. Ik vatte toch een zekere sympathie op voor Salcher. Want Salcher doet iets in de praktijk en Liessman lijkt op de beste stuurman die langs de zijlijn staat, goed thuis is in Hegel, maar niet altijd duidelijk in wat dat betekent op een school! Het begrip ‘unbildung’ is een interessante notie. In het reguliere onderwijs is nauwelijks plaats voor karaktervorming.

De uitzending van Tegenlicht legt een spanning bloot die vergelijkbaar is met het gesprek tussen Liessman en Salcher: een spanning tussen het oude en het nieuwe of tussen klassieke school en vernieuwend onderwijs. Toch denk ik niet dat het reguliere onderwijs zich gaat vernieuwen of valt te vernieuwen. Mijn stelling is dat er een grotere behoefte aan ‘complementair onderwijs’ zal ontstaan. Dit is bijvoorbeeld al zichtbaar in een andere sector, de zorg, waar er sprake is van reguliere geneeskunde (vooral gericht op behandeling van de kwaal) en complementaire zorg (meer gericht op welbevinden van de mens). Een goede onderwijsinstelling zal in de toekomst twee sporenbeleid ontwikkelen. Het reguliere spoor helpt leerlingen aan een diploma, het complementaire spoor is gericht om menswording en wereldburgerschap.

Ik vermoed dat we zoeken naar en tegelijk moeten onderkennen dat er geen algemene leertheorie voor alle leeftijden, type mens en vakken te formuleren is. Dus ook de theorie van onderwijzen (the beautiful risk of education) van Biesta (past bij de lijn van Liessman) lijkt me niet voor alle onderwijstypen in te voeren. Misschien wel als ideaal, maar niet als praktijk omdat het uitgaat van een relatie en dialoog tussen leraar en leerling die niet altijd in voldoende mate en intensiteit aanwezig is. Het reguliere spoor perst elk risico uit het onderwijs. Er kan immers niet met leerlingen worden geëxperimenteerd. Dit leidt bijna automatisch tot onderwijs dat is gericht op het geven van de juiste antwoorden op door docenten bedachte vragen. En dat kan altijd efficiënter.

In het complementaire spoor dreigt het risico van vrijheid-blijheid, mits daar niet een sterk reflectief of ambachtelijk discours maatgevend is. Het denken in twee sporen biedt veel kansen: parallelle ontwikkelcycli, wederzijds aanvullend, verschillende soorten toetsen, etc. Bovenal blijf je daarmee uit de discussie of het onderwijs (weer) op de schop moet. Je maakt plaats voor het schijnbaar tegenstrijdige.  Het lijkt me boeiend een onderzoek te starten naar complementair onderwijs? Welke scholen zijn al in die richting bezig? Wat doen ze? Wat zijn terugkerende vormen en patronen van complementair onderwijs?

Hoe pak ik dat aan? Wie wil er meedoen?

Tags: